Hindoe-vergif

Vanuit de verte komt rumoer. Een protest? Even later hoor ik zang en muziek. Een feestje? Mensen gaan aan de kant staan. Dan zie ik de signature zalmkleurige gewaden van Hare Krishna. Deze deels Hindoestaanse beweging heeft ook in Barcelona een tempel en een restaurant. Zo af en toe zie je aanhangers door het centrum wandelen. Of ze in deze drukke wereldstad hun absolute waarheid vinden waar ze naar op zoek zijn, ik vraag het me af. Zou deze viering een woensdagmiddagverering zijn? Ik realiseer me dat ik eigenlijk niets weet van Hare Krishna.

Het is een groepje van tien, vijftien mensen dat zich dansend – of in elk geval niet-wandelend – door de drukke winkelstraat beweegt. De mannen hebben geschoren hoofden, eentje draagt een klein microfoontje op zijn wang; ah, de zanger. Een paar anderen maken muziek met exotisch uitziende trommels en andere instrumenten. Een paar jonge blonde meisjes, duidelijk niet van hier, gaan met een zoete glimlach aan kop; ze dansen weinig geïnspireerd en niet bijzonder energiek hun weg door de geamuseerde toeristen.

Een van de volgelingen deelt bolletjes zo klein als knikkers uit. Op het eerste gezicht zien ze er klam uit. Is het brood? Is het zoet? Zijn het rijstbolletjes? Voor mij hoor ik een man resoluut tegen zijn vrouw zeggen: ‘Daar zit vergif in, ik zou het niet eten als ik jou was.’ Een paar meter verderop gooien ze hun bolletje in de prullenbak. Vele meters achter ‘de stoet’, gescheiden van de rest door toeristen en locals die denken dat het feestje in zijn geheel al voorbijgetrokken is, loopt een oudere dame in haar ruimzittende Hare Krishna-stoffen met een mand in haar armen. Ik kan niet zien wat erin zit. Wat ik wel zie is dat ze vermoeid is, en bezweet, en dat ze de groep nauwelijks kan bijhouden. Ik voel voor haar, eenzaam achter haar vrienden aan, die niet in de gaten hebben dat ze iemand van hun kudde verliezen. De absolute waarheid van dit moment is dat de ‘krishies’ zo opgaan in hun eigen individuele wereldje, dat ze geen oog meer hebben voor wie er naast hen staat. Ik heb me nooit verdiept in hun geloof, maar ik kan me niet voorstellen dat dat laatste in de geschriften staat.